Big Joe Williams (1903-1982)


Het beeld dat men heeft van de ouderwetse klassieke bluesman is dat van een rondtrekkende muzikant, een gitaar op zijn rug, wat persoonlijke spulletjes bij zich en rondtrekkend van dorp naar dorp, van stad naar stad, van feestje naar feestje om zijn kunsten te vertonen en wat geld te verdienen. En in veel gevallen klopte dit ook wel. En als iemand het beeld van deze rondtrekkende muzikant belichaamde was het wel Big Joe Williams. Als jongeman trok hij al door Mississippi om te spelen op straathoeken, in winkels, op feestjes en barbecues en in de kroegen. Langzaam breidde hij zijn werkterrein uit over het gehele zuiden van de Verenigde Staten en later reisde hij naar St. Louis, Chicago en waar men hem maar horen wilde. In de zestiger jaren van de vorige eeuw, toen de blues populair werd in andere delen van de wereld toerde hij zelfs door Europa. Dus ja, van Big Joe Williams kan men inderdaad beweren dat hij het beeld van een rondtrekkende bluesman naar een hoger plan heeft gebracht. 

Op 16 oktober 1903 wordt Joseph Lee Williams geboren in Oktibbeha County, Mississippi in een gezin met zestien kinderen. Hij leert op 5-jarige leeftijd gitaar spelen op een zelfgemaakte gitaar met slechts één snaar. Hij kwam uit een familie met bluesmuzikanten, vooral die van zijn moeders kant, de familie Logan, bespeelden diverse instrumenten. Zijn grootvader Bert Logan en zijn ooms Bert en Russ Logan traden in de omgeving op. Joe had het goed naar zijn zin thuis tot zijn zestiende of zeventiende toen zijn vader de familie verliet en zijn moeder met een andere man trouwde. Er ontstonden strubbelingen in het gezin. Joe woonde nog een tijdje bij zijn moeders familie, maar uiteindelijk pakte hij zijn boeltje op en begon hij rond te trekken. Het werken op de boerderij interesseerde hem totaal niet, dus restte niets anders dan muziek te maken en de kost daarmee te verdienen. Hij reisde rond door Mississippi en maakte muziek op straat, in winkels, in werkkampen en op feesten. Onderweg kwam hij uiteraard andere muzikanten tegen, waaronder Charley Patton, die van grote invloed was op zijn spel. Hij leerde van Patton onder meer diens zogenaamde ‘slapping the baby’, waarbij het ritme op de kast van de gitaar werd geklopt, terwijl tegelijkertijd met de vingers de melodie op de snaren werd gespeeld.


Aan het begin van de twintiger jaren van de vorige eeuw werkte hij met de Doc Bennett’s Medicine Show en van 1922 tot 1924 met de Rabbit Foot Minstrels revue met Ethel Waters als de grote ster. Met Little Brother Montgomery en St. Louis Jimmy Oden trad hij regelmatig op. Het gitaarspel van Williams kwam onmiskenbaar uit de Deltabluesstijl en had toch een uniek geluid. Hij speelde met een stuwend ritme, terwijl de melodie gewoon virtuoos te noemen was. Al aan het begin van de jaren 1920 had hij had op zijn gitaar drie extra snaren toegevoegd, die hetzelfde gestemd waren als de eerste, tweede en vierde snaar. Hij vertelde later dat hij wilde voorkomen dat anderen op zijn gitaar zouden spelen. Aan het eind van het decennium vestigde hij zich met zijn toenmalige vrouw, blueszangeres Bessie Mae (of Blue Belle) Smith, in St. Louis, Missouri. Het rondtrekken had hij echter nog niet opgegeven. Rond de vroege jaren dertig werd hij vergezeld door de jonge Honeyboy Edwards en Muddy Waters. Toen bleek dat de toen 15-jarige Waters bij de dames populairder was dan Joe vond deze dat hij maar alleen verder moest. Hij snoepte teveel meisjes van hem af.

Zijn eerste negen opnamen maakte Joe in 1930 voor Okeh Records als onderdeel van de Birmingham Jug Band. In zijn woonplaats St. Louis werkt hij veen samen met plaatselijke beroemdheden als Henry Townsend en Walter Davis. Daar ontmoette hij talentscout Lester Melrose, die Joe een contract aanbood bij Bluebird Records in Chicago. Bij hen had hij hits als “Baby, Please Don’t Go” in 1935 en “Crawlin’ King Snake” in 1941, nummers die later door vele anderen zijn opgenomen, zoals Van Morrison en Them, de Rolling Stones, John Lee Hooker om er maar een paar te noemen. Zijn vrouw werd door hem vaak genoemd als schrijver van “Baby, Please Don’t Go”. Big Joe Williams bleef tien jaar bij Bluebird. Ook maakte hij opnamen met John Lee ‘Sonny Boy’ Williamson, Robert Nighthawk en Peetie Wheatstraw. Hij erfde ooit de gitaar van Wheatstraw toen deze in 1941 bij een auto-ongeluk om het leven was gekomen. Ook deze gitaar werd verbouwd door er een simpele pick-up en drie snaren aan toe te voegen. Chicago, waar hij inmiddels was gaan wonen, bleek voor hem slechts een uitvalsbasis te zijn, want hij bleef rondtrekken.


In de jaren vijftig bracht hij wat singles uit bij Specialty en Vee-Jay, maar zijn archaïsche bluesstijl vond weinig aftrek bij de jongere generatie muziekfans, die liever luisterden naar jumpblues, r& b en rock ’n roll. Dit veranderde toen hij in 1958 door Bob Koester van Delmark (toen nog: Delmar) Records de kans kreeg het album “Piney Woods Blues” op te nemen. De opnamen bleven een tijdje op de plank liggen en toen ze uitkwamen viel dit toevallig samen met een hernieuwde belangstelling voor oude blues en Big Joe Williams dreef mooi mee op deze nieuwe golf. Zijn gitaarstijl en zang werden populair onder de folk- en bluesfans. Hij maakte opnamen voor onder meer Trumpet, Delmark, Prestige, Vocalion en andere platenmaatschappijen. Op 7 oktober 1961 nam Williams twee albums aan materiaal op (oorspronkelijk uitgegeven als ‘Blues for 9 Strings’ en ‘Studio Blues’) voor Bluesville met Larry Johnson op mondharmonica en bassist Willie Dixon. Een soloset uit het jaar daarop, ‘Big Joe Williams In Folk City’, geeft de luisteraars van vandaag een levendig voorbeeld van hoe het was om deze krachtige artiest tijdens een concert te zien. In ‘Classic Delta Blues’ uit 1964 interpreteert Williams materiaal als ‘Hellhound on My Trail’, ‘Crossroads Blues’ en ‘Terraplane Blues’ op zijn eigen kenmerkende manier.

Williams had een grote invloed op generaties jonge muzikanten. Een van hen was een nog zeer jonge Bob Dylan, waarmee hij begin zestiger jaren regelmatig optrad in Greenwich Village en de Lower East Side in New York. In 1962 hebben zij enkele duetten opgenomen voor het Spivey label. Williams adviseerde Dylan om minder traditioneel werk te vertolken en zijn eigen werk te schrijven. 

Vooral in Chicago was hij populair. Hij woonde in de kelder van de Jazz Record Mart aldaar. Naast zijn werk als zanger en gitarist was hij ook een talentscout, die verschillende jonge muzikanten uit Mississippi, St. Louis en Chicago aan een platencontract wist te helpen. In 1964 nam hij de uit zijn geboortestreek Crawford, MS afkomstige bluesman ‘Shortstuff’ Macon mee op tournee naar het noorden van de VS. Dit resulteerde voor hem in opnamen voor het Spivey label. Iemand die in die tijd door hem werd geholpen was een nog piepjonge Mike Bloomfield, die zijn belevenissen met Williams later beschreef in zijn boek “Me And Big Joe”. Hier blijkt ook het mopperende en brommerige karakter van Joe, een eigenschap die – samen met zijn reputatie als iemand die makkelijk op de vuist gaat – bij collega’s ontzag inboezemden. Toch werkten zij graag met hem samen, want Big Joe Williams was een uitstekende liedjesschrijven en virtuoos gitarist.


Net als andere bluesartiesten, die herontdekt werden, zoals Skip James, Mississippi John Hurt en Son House, trad hij regelmatig op in zalen, op festivals en maakte in de late jaren zestig en vroege jaren zeventig de oversteek naar Europa en in 1974 zelfs naar Japan.


In de zeventiger jaren verhuisde Williams terug naar Mississippi, naar Crawford om precies te zijn, waar hij de rest van zijn leven bleef wonen. Zijn gezondheid ging achteruit en de laatste jaren kwam hij niet verder dan de plaatselijke bars en bijeenkomsten.

Op 17 december 1982 overleed Big Joe Williams in Macon, Mississippi. Hij werd begraven op een privé begraafplaats even buiten Crawford, Mississippi. Pas op 9 oktober 1994 werd een grafsteen geplaats, die werd gefinancierd door vrienden en muzikanten. Charlie Musselwhite, die ooit met hem rondtoerde sprak de grafrede uit.

In 1992 werd Big Joe Williams opgenomen in de Blues Hall Of Fame.

 

08.02.2024

Share by: