Merle Travis (1917 – 1983)


Enige tijd geleden zat ik de uit 1953 stammende oorlogsfilm “From Here To Eternity” te kijken, waar op een gegeven moment een van de soldaten het nummer “Re-enlistment Blues” zong, terwijl hij zich zelf op gitaar begeleidde. Een blues? In 1953? Door een witte zanger? Toen al? Deze zanger bleek Merle Travis te zijn, iemand met een behoorlijke reputatie als countryzanger, uit een tijd dat blues en country nog meer met elkaar verweven waren als nu. Denk aan artiesten als Arnold Shultz, van wie helaas nooit opnamen zijn gemaakt, en Jimmy Rodgers, een respectievelijk gekleurde en witte artiest, die beiden een inspiratie zij geweest voor de generaties na hen.

Travis ontwikkelde zichzelf als een invloedrijk zanger en componist. Nummers als “Sixteen Tons” , “Divorce Me C.O.D” en “Smoke! Smoke! Smoke!” zijn van zijn hand. Vaak beschreef hij de armoede en exploitatie van de Amerikaanse mijnwerkers. Als zoon van een van hen wist hij precies waar hij het over had. Ook was hij een goed acteur, schrijver en striptekenaar. De door hem ontwikkelde gitaarstijl, een vorm van ‘fingerpicking’, werd zo bijzonder gevonden, dat het ‘Travis picking’ werd genoemd. Bekende nummers waar deze stijl wordt gebruikt zijn onder meer “Blowin’ In The Wind” van Bob Dylan, “The Boxer” van Simon & Garfunkel en “Dust In The Wind” van Kansas. Travis was van grote invloed op het spel van artiesten als Chet Atkins, Scotty Moore, Earl Hooker om er maar een paar te noemen. Hij zou ook het ontwerp voor de eerste solid body elektrische gitaar hebben gemaakt, die later door Leo Fender werd geperfectioneerd. Ondanks al deze successen had Travis ook een donkere kant. Zijn gedrag was, zachtjes uitgedrukt, nogal wild te noemen. Vooral als hij gedronken had. Hij is diverse keren gearresteerd en belandde hiervoor zelfs een keer in het ziekenhuis.

 

Merle Robert Travis werd op 29 november 1917 geboren in Rosewood, Muhlenberg County, Kentucky, zo’n 130 kilometer ten noorden van Nashville. Zijn vader Rob werkte in de plaatselijke kolenmijnen en met echtgenote Etta leefde de familie constant op de grens van armoede. Het eerste instrument dat Merle leerde bespelen was de vijfsnarige banjo. Toen hij twaalf jaar oud was kreeg hij van zijn oudere broer een zelfgemaakte gitaar. Mose Rager, een oudere buurjongen leerde hem de beginselen van het gitaar spelen. Deze jongen zou later uitgroeien tot een van de meest invloedrijke gitaristen uit die tijd. Hij had een van de grootste sterren kunnen worden, maar verkoos een rustig leven boven roem. Een andere buurjongen, die prima gitaar speelde, was Ike Everly. Inderdaad, de vader van Don & Phil, de Everly Brothers dus. Merle ontwikkelde een ingewikkelde fingerpicking-stijl en speelde nummers in stijlen, die uiteen liepen van blues en ragtime tot populaire deuntjes. Hij trad als jongeman al op, maar het was niet voldoende om zich het hoofd boven water te kunnen houden. Hij moest er bij werken in het Civilian Conservation Corps, dat door president Roosevelt in het leven was geroepen in het kader van diens New Deal om de gevolgen van de Grote Depressie van de jaren dertig te keren.

 

In 1935, tijdens een bezoek aan zijn broer in Evansville, Indiana, speelde hij op een dansavond. Dit resulteerde in het lidmaatschap van diverse bands en een kans om op een radiostation te horen te zijn. Twee jaar later was hij voor de eerste keer getrouwd en werd hij lid van Clayton McMichen’s Georgia Wildcats, en in 1938 voegde hij zich bij de Drifting Pioneers en trad hij als lid van die band regelmatig op tijdens de Jamboree radioshow in Boone County, Cincinnati. Rond die tijd begon hij te spelen bij Grandpa Jones and The Delmore Brothers in een gospelkwartet, genaamd The Browns Ferry Four. Met Jones vormde hij in 1943 de Sheppard Brothers, die als eerste artiesten een contract kregen van het nieuwe King Records.

Omdat hij niet de kans wilde lopen om tijdens de Tweede Wereldoorlog voor militaire dienst te worden opgeroepen en niet wist waar hij terecht zou komen, ging hij zelf bij de marine. Dit duurde niet lang, waarna Travis terugkeerde naar Cincinnati om al snel te verhuizen naar Los Angeles. Hij speelde er in acht westerns, voornamelijk die met een B-status, speelde in de Ray Whitley’s Western Swing Band.

In die periode nam Travis een aantal zogenaamde ‘soundies’ op, een soort muziekvideo’s die waren bedoeld voor jukeboxen, die ook filmpjes afspeelden. Een paar jaar later zou hij voor een ander medium, dat toen net populair werd – de televisie – nog een serie opnamen maken, die werden gebruikt om de ruimte tussen de programma’s op te vullen.

In 1946 tekende hij een contract bij Capitol Records en had hij twee Top 10-hits met “No Vacancy” en “Cincinnati Lou”. Collega Burl Ives had van 1945 tot 1950 een succesvolle serie platen gemaakt met opnamen van oude folknummers. Travis wilde dit nadoen met een eigen serie 78-toerenplaten, die onder de titel “Folk Songs Of The Hills” werden uitgebracht. Helaas hadden deze platen niet het succes waar hij op had gehoopt, hoewel hij met de nummers “Dark As A Dungeon” en “Sixteen Tons” kleine succesjes had. In 1955 zou Tennessee Ernie Ford een grote hit hebben met laatstgenoemde nummer, en dit zou door honderden anderen worden herhaald. Zijn “Smoke! Smoke! Smoke!” werd een millionseller voor Tex Williams en zelf had hij een aantal eigen hits, waaronder met “Divorce Me C.O.D.” en “So Round, So Firm, So Fully Packed”.

 

In de eerste helft van de vijftiger jaren lukte het hem niet om in de top 40 te komen. Dat wil niet zeggen, dat het succes hem in de steek liet. Integendeel, hij was regelmatig te zien televisie en had samen met zijn tweede vrouw, zangeres Judy Hayden een eigen televisieshow “Merle Travis And Company”. Ook had hij een grote rol in de al eerder genoemde film “From Here To Eternity”. Hij bracht een serie instrumentele albums uit, die een inspiratie vormden voor andere gitaristen, en hij werkte veel als sessiemuzikant. In 1955 stond hij als componist op de hit “Wildwood Flower” van Hank Thompson. In datzelfde jaar bracht Tennessee Ernie Ford het door Travis geschreven “Sixteen Tons” uit, waarmee deze een grote hit had.

Ondanks deze successen had Travis door de jaren heen vaak groter privéproblemen. Hij was een zware drinker en was van tijd tot tijd geweldig. Dit bracht hem nogal eens in aanraking met justitie en een keer belandde hij zelfs in het ziekenhuis. Hij is vier keer getrouwd geweest. Travis leed aan grote onzekerheid en had enorme podiumangst.

In de jaren vijftig en zestig wordt hij door collegamuzikanten als Chet Atkins, Scotty Moore en de Everly Brothers genoemd een grote invloed. Zijn naam was echter weggezakt bij het grote publiek. Uiteindelijk werd hij herontdekt tijdens de folkrevival van vroege jaren zestig. Tijdens dezelfde golf, waarin ook oude bluesartiesten als Mississippi John Hurt, Son House en Skip James hun weg naar de grote podia vonden. Ook Travis trad op tijdens groete festivals. Capitol Records bracht zijn oude platen opnieuw uit. Hij maakte wat opnamen met Joe Maphis en Johnny Bond, wat resulteerde in een prachtige verzameling van Delmore Brothers nummers. In 1966 verscheen zijn naam weer eens in de hitlijsten met “John Henry Jr”. Met zijn derde vrouw Bettie verhuisde hij in 1968 naar Nashville.

In 1970 werd hij opgenomen in de Nashville Songwriters Hall Of Fame, in 1977 gevolgd door de Country Music Hall Of Fame. Hij had jarenlang geworsteld met een alcohol- en drugsverslaving, die in de zestiger jaren mede de oorzaak waren van een dip in zijn populariteit, en hij probeerde in die tijd zijn leven weer op de rails te krijgen. In 1974 vormde hij samen met Chet Atkins de Atkins-Travis Travelling Show, die een Grammy Award won voor Best Country Instrumental Performance. Gedurende de zeventiger jaren speelde hij op colleges en maakte hij nog opnamen voor CMH Records, waar hij zijn oudere nummers opnieuw opname. Met Mac Wiseman maakte hij een tribuut-album voor Clayton McMichen.

 

Hij woonde inmiddels in Oklahoma met zijn vierde echtgenote Dorothy Thompson. Het leek erop dat hij zijn leven onder controle, maar het geluk was niet van lange duur. Op 20 oktober 1983 overleed hij aan de gevolgen van een hartaanval. Zijn zoon, de in 1922 overleden multi-instrumentalist Tom Bresh, een meester op de Langejans Dualette, zorgde ervoor dat zijn vaders muziek niet werd vergeten. Ook mensen als Travis was van grote invloed op het spel van artiesten als Chet Atkins, Scotty Moore, Earl Hooker en jongere generaties uiteenlopend van Tommy Emmanuel als Eric Johnson houden deze stijl springlevend.

Share by: