Je zou Charley Patton kunnen beschouwen als de eerste echte superster van de blues. Zijn rauwe stemgeluid, vloeiende gitaarstijl en onverbiddelijke ritme maakte van hem de onbetwiste King of the Delta Blues. 


Patton is geboren in Hinds County (MS) in de buurt van het plaatsje Sunflower. De meeste bronnen geven 1891 als geboortejaar, maar dat is nog steeds niet helemaal duidelijk en ook de jaren 1887 en 1894 worden regelmatig genoemd. De familie-omstandigheden zijn wat schimmig te noemen. Zijn verwekker zou een Henderson Chatmon zijn, tevens vader van Lonnie en Sam Chatmon (Mississippi Sheiks) en Bo Carter. Ook vanwege zijn lichte kleur gaan over Pattons ras diverse geruchten. Hij werd beschouwd als Afrikaans-Amerikaans, maar er werd verteld dat hij ook Mexicaans of Indiaans bloed had. In feite is Patton een mix van blank, zwart en indiaans bloed, omdat een van zijn grootmoeder volbloed Cherokee was. 

Rond 1897 verhuisde hij met zijn moeder Amy Patton en haar man Bill Patton naar de ruim 150 km noordelijker gelegen legendarische Dockery Plantation. Het was hier dat John Lee Hooker en Howlin' Wolf onder invloed van Patton kwamen en waar Robert Johnson zijn eerste gitaar kreeg.

Op Dockery leerde Charley gitaar spelen van Henry Sloan, die een geheel eigen stijl had ontwikkeld, welke tegenwoordig als de eerste 'blues' wordt beschouwd. Overal waar Sloan ging was ook Charley te vinden en rond zijn negentiende was hij al een kundig artiest en schreef hij al zijn eigen nummers. Het jaren later door hem opgenomen “Pony Blues” hoorde toen al tot zijn repertoire. Naast blues speelde Charley ook een veeltal andere stijlen, waaronder hillbilly, 19e eeuwse balladen en andere vormen van zwarte en witte dansnummers. Bill, de man van zijn moeder, was ouderling in de kerk en van hem leerde Charley ook spirituals.


Dockery en het nabij gelegen Webb Jennings Plantation waren trouwens vruchtbare grond voor de blues. Muzikanten als Willie Brown, Tommy Johnson, Dick Bankston en Roebuck 'Pops' Staples woonden er en anderen, zoals Son House, bezochten deze omgeving vaak. Charley zelf was enorm populair in de zuidelijke staten en, in tegenstelling tot zijn rondreizende collega's, speelde hij meestal op vooraf afgesproken optredens op plantages en in cafés. Vele decennia voordat Jimi Hendrix de wereld verbaasde met zijn stunts deed Patton hetzelfde door met gitaar in de nek te spelen of al spelende over de grond te rollen. Ondanks zijn formaat (168 cm en ca. 60 kg) scheen hij een diepe, rauwe stem te hebben die men zonder versterking zo'n 500 meter verder nog kon horen. Pattons rauwe zangstijl was van grote invloed op zijn jonge vriend Chester Burnett, die later beroemd werd onder de naam Howlin' Wolf.


In 1924 verhuisde Patton met een van de vrouwen, waarmee hij trouwde, naar Marigold (MS). Vijf jaar later vertrok hij naar Clarksdale, waar hij in contact kwam met een van de belangrijkste figuren uit de 20e eeuwse Amerikaanse muziekgeschiedenis: H.C. Speir. Speir was een blanke man en eigenaar van een meubelzaak in Farish Street in Jackson (MS). Naast gewone meubel verkocht hij ook grammofoons en ook de platen die hierbij afgespeeld konden worden. Daarnaast werkte Speir ook als talentscout voor platenmaatschappijen als Gennett. Nadat Charley Patton auditie had gedaan vond Speir hem interessant genoeg om hem naar de studio te sturen.

Op 14 juni 1929 betrad Charley voor het eerst een opnamestudio. Hij was naar Richmond gereisd en nam daar veertien nummers op, waaronder “Mississippi Bo Weavil Blues”, “Tom Rushen Blues”, “Pea Vine Blues” en het al eerder genoemde “Pony Blues”. Dit was het begin van relatief korte carrière als platenartiest. Patton leefde altijd al een hard en snel leven met drank, vrouwen en problemen met de wet waren ook vrij normaal voor hem. Dit veranderde ook nu niet. Tijdens een ruzie In Cleveland (MS) in 1930 werd hij in zijn keel gestoken. Hij herstelde hier volledig van.


Rond die tijd 'trouwde' Patton in Lula (MS) met zijn laatste echtgenote, blueszangeres Bertha Lee Pate. Dit was een bijzonder stormachtige relatie en beiden werden eens opgesloten in de gevangenis van Belzoni (MS) na een fikse echtelijke ruzie. Deze gebeurtenis beschrijft Charley in zijn “High Sheriff Blues”. Patton nam verder nog voor Paramount en Vocalion platen op. Hij werd vaak begeleid door violist Son Sims of Willie Brown op tweede gitaar, terwijl Bertha Lee op sommige opnamen meezong. Charley en Bertha Lee, met wie hij zich in 1933 in Holly Ridge (MS) had gevestigd, reisden in januari 1934 naar New York voor wat later zijn laatste opnamen bleken te zijn. 

Charley had inmiddels problemen met zijn hart gekregen en hij was vaak buiten adem en uitgeput na optredens. Na de betreffende opnamen ging zijn gezondheid snel achteruit, waarop hij op 17 april in het ziekenhuis in Indianola werd opgenomen. Na ontslag uit het ziekenhuis overleed hij op 28 april 1934 aan de gevolgen van een hartkwaal op de Heathman-Deadman plantage in de buurt van Indianola. Hij is begraven in Holly Ridge, waar pas in 1990 een grafsteen werd geplaatst, die is betaald door John Fogerty.

Op zijn overlijdensverklaring staat vermeld, dat hij in Indianola (MS), ongeveer 30 kilometer van Dockery's Plantation, is overleden. Zijn vrouw Bertha Lee wordt er overigens niet in vermeld.


Share by: