Dat grote Voorbeelden op hun beurt ook weer Voorbeelden moeten hebben is in het algemeen wel duidelijk. Niets ontstaat zo maar uit het niets. Misschien hooguit de Big Bang, maar ook daar zijn weer diverse theorieën over. Wij beperken ons hier maar gewoon tot de Blues. 

Grote voorbeelden in de blues zijn mensen als Muddy Waters, Elmore James en Robert Johnson. Maar ook die hebben hun kunst van iemand anders afgekeken en in het geval van de drie genoemde heren kan iemand als Kokomo Arnold makkelijk als inspiratie worden gezien.


James Arnold wordt op 15 februari 1901 geboren in het plaatsje Lovejoys Station in de staat Georgia. Hij leert de basisprincipes van het gitaar spelen van zijn neef John Wiggs.

Nog in zijn tienerjaren verhuist hij naar het noorden waar hij in Buffalo, New York werkt als boerenknecht en als fabrieksarbeider in Pittsburgh, Pennsylvania. Daarnaast speelt hij gitaar op feesten en in bars. In 1929 verhuist hij naar Chicago, waar hij als illegale bootlegger aan de kost komt. Gouden tijden, want het waren de jaren van de drooglegging, de Prohibition. 

In 1930 reist hij voor korte tijd naar Mississippi. Als hij daar is maakt hij een korte trip naar Memphis om onder de schuilnaam Gitfiddle Jim twee nummers op te nemen voor het Victor label: “Rainy Night Blues" en "Paddlin' Madeline Blues". Het plaatsje wordt maar matig verkocht, maar interessant is de typerende gitaar- en zangtechniek van Arnold. Hij speelt razendsnel en beweegt de bottleneck zo vlot omhoog en omlaag over de snaren dat zijn zang moeite heeft dit bij te houden.

Na zijn korte uitstapje naar Mississippi reist hij hetzelfde jaar nog terug naar Chicago waar hij zijn werk als bootlegger weer opvat. Het einde van de drooglegging betekent ook het einde van Arnolds carrière op dit gebied. Hij besluit volledig op de muziek over te stappen.


Kansas Joe McCoy hoorde hem spelen en stelde hem voor aan Mayo Williams, de producer van Decca Records. Tussen 1934 en 1938 neemt Arnold 88 nummers voor deze maatschappij. Daarvan blijven er negen op de plank liggen, waarvan er later twee worden teruggevonden. De overige zeven songs blijven zoek.

Arnolds eerste single “Old Original Kokomo Blues” met “Milk Cow Blues” wordt een kleine hit en het geeft hem meteen de bijnaam die de rest van zijn leven aan hem blijft plakken: Kokomo Arnold. Het is een bewerking van Scrapper Blackwell “Kokomo Blues” en beide songs noemen het plaatsje met die naam in de staat Indiana. Op zijn beurt wordt Arnolds versie door Robert Johnson bewerkt, die er “Sweet Home Chicago” van maakt. Van “Milk Cow Blues” maakt Johnson zijn “Milk Cow Calf Blues”. In "Sagefield Woman Blues" komt de zinsnede ‘dust my broom’ voor, waar Johnson en later Elmore James dan weer eigen songs van maken. En daar ligt de verbinding van Kokomo Arnold via Robert Johnson en Elmore James met Muddy Waters, de Rolling Stones enzovoort.

Op de meeste songs speelt Arnold alleen. Slecht op enkele wordt hij begeleid door pianist Peetie Wheatstraw. Zelf is hij als begeleider slechts te horen op twee nummers van Sam Theard's Oscar's Chicago Swingers, die in juli 1936 worden opgenomen. 

Met nummers als "How Long How Long Blues", "Sagefield Woman Blues" en "Front Door Blues” heeft hij groot succes en zorgen dat hij samen met Peetie Wheatstraw en Bumble Bee Slim tot de leidende figuren van de Chicagoblues hoort.


In 1938 heeft Arnold blijkbaar genoeg van de muziek industrie en hij stapt er volledig uit. Hij gaat in een fabriek in Chicago werken en wil niets meer met muziek te maken hebben.

En hoewel hij en zijn muziek tijdens de opleving van de blues in 1962 door een groot publiek worden ontdekt blijft hij bij zijn standpunt. 


James ‘Kokomo’ Arnold overlijdt 8 november 1968 aan de gevolgen van een hartaanval. Hij is 67 jaar oud geworden. Hij ligt begraven op het Burr Oak Cenetery in Alsip, Illinois.

De voor het grote publiek minder bekende Kokomo Arnold heeft door zijn eerder genoemde invloed op Robert Johnson, Muddy Waters en hun ‘erfgenamen’ grote invloed gehad op de blues Zijn songs zijn opgenomen door artiesten van Elvis Presley tot Willie Nelson en Aerosmith. 


Share by: