Josh White (1914 – 1969)


Folk- en blueszanger, mensenrechtenactivist, acteur, de eerste blueszanger die optrad in een nachtclub, de eerste zwarte artiest die door de president werd uitgenodigd voor een optreden in het Witte Huis, hij reisde door Europa met de First Lady, verscheen op de beruchte Hollywood Blacklist en werd gevolgd door de FBI. Josh White was iemand, die in zijn leven meerdere uitersten heeft gekend. Hoogste tijd om wat meer te vertellen over deze veelzijdige artiest. 

Op 11 februari 1914 werd Joshua Daniel White geboren in een gezin van vijf kinderen in Greenville, South-Carolina. Zijn vader Dennis was kleermaker en predikant, moeder Daisy Elizabeth White speelde de autoharp. Josh zong in de kerk van zijn vader en hij las de bijbel toen hij vijf jaar oud was. In 1921 sloeg het noodlot toe toen zijn vader in elkaar werd geslagen en met een paard door de stad werd gesleept. De schade, zowel lichamelijk als geestelijk, was onherroepelijk en zijn vader bracht de rest van zijn leven door in een psychiatrische inrichting, waar hij in 1930 overleed. Moeder White stond er alleen voor met vijf kleine koters. De kleine Josh werd als 7-jarige onder de hoede genomen van John Henry ‘Big Man’ Arnold, een van de vele blinde rondreizende muzikanten uit die jaren. Josh leidde hem en hij danste en zong op straat. Arnold stuurde Whites moeder $ 4,- per week voor zijn diensten. Ook andere blinde zangers, zoals Archie Jackson en Blind Joe Taggart leidde hij rond. Tijdens zijn reizen ontmoette hij o.m. Blind Blake en Blind Lemon Jefferson. Al die invloeden zoog hij op als een spons. In het begin speelde hij zelf nog geen gitaar, maar toen hij een jaar of veertien was had hij dit opgepakt en bij de opnamesessie van Blind Joe Taggart in oktober 1928 bij Paramount in Chicago is White voor het eerst op de plaat te horen. Hij zingt en speelt sologitaar op "Scandalous and a Shame", dat verscheen als ‘Blind Joe Taggart & Joshua White’.

Tijdens een opnamesessie van Taggart in september 1929 speelde hij mee met de Carver Boys, een witte band. Hij speelde de gitaarsolo in het nummer “Wang Wang Harmonica Blues”. In die tijd deelde hij een kamer met Blind Blake in het huis van J. Mayo Williams, die voor Paramount werkte, en hem bemiddelde voor opnameklusjes.

 

In het najaar van 1930 vonden een paar A&R-mensen van platenmaatschappij ARC hem thuis bij zijn moeder, waar hij aan het herstellen was van een beenbreuk. W.R. Calaway en Art Satherley wisten zijn moeder te overtuigen hun minderjarige zoon naar New York te laten gaan voor plaatopnamen, met als voorwaarde dat hij alleen religieuze muziek zou opnemen onder de naam ‘Josh White, the singing christian’. In april 1932 reisde de toen achttienjarige gitarist naar New York om daar zijn eerste opnamen onder deze naam te gaan maken. Tijdens die eerste sessie nam hij 28 nummers op, inclusief een aantal alternate takes. Zijn moeder ontving hiervoor een bedrag van $ 100,-. Zijn nummers werden uitgebracht onder deze naam. Daarnaast nam hij duivelse blues op, dat onder meer werd uitgebracht onder de namen Tippy Barton en Pinewood Tom. Hier zijn al het hoge niveau van zijn gitaarspel en zangkwaliteiten te horen, die duidelijk stammen uit de Carolina-blues.

In 1933 trouwde White met Carol Carr, een gospelzangeres uit New York. Zij kregen vijf kinderen, achtereenvolgens Blondell , Julianne, Josh Jr., Carolyn en Judy en zorgden voor de geadopteerde Delores. Het gezin woonde in Sugar Hill, een wijk in Harlem, New York in een huis waar ook Carols moeder en Whites jongere broer Billy. Whites moeder bleef in Greenville, South-Carolina wonen en bezocht het gezin diverse keren per jaar. Zij was een strenge en religieuze vrouw, die alleen religieuze muziek in haar huis duldde en zij heeft hem nooit zien optreden als hij seculiere muziek – lees: blues - zong. 

In 1935 begon de stijl van zijn nummers te veranderen. Josh werd politiek steeds bewuster en hij nam nummers op, die waren geschreven door activist Bob Miller. “Silicosis Blues” ging over het zgn Hawks Nest Tunnel Disaster, waar veel arbeiders door de slechte werkomstandigheden in de genoemde tunnel een zware longziekte kregen, en “No More Ball And Chain”, een lied dat protesteerde tegen de arbeidsomstandigheden van zwarte arbeiders.

Tijdens een vechtpartij in een café werd White in zijn hand gestoken. Een infectie leidde tot gangreen, waardoor hij met zijn linkerhand geen gitaar meer kon spelen. De artsen adviseerden amputatie, iets waar hij zich met hand en tand tegen verzette. Hij vond ander werk als liftbediende, havenwerker en conciërge, terwijl hij zijn linkerhand met een rubberen bal trainde. Na verloop van tijd herstelde zijn hand en kon hij zich weer aan de muziek wijden.

White ontdekte zijn talent voor het theater en trad naast Paul Robeson op in de musical “John Henry”. Robeson speelde de volksheld John Henry, terwijl White de rol van blueszanger Blind Lemon Jefferson op zich nam. Samen overtuigden White en Robeson de schrijvers van de musical om het ‘N-woord’ uit het script te verwijderen en te vervangen door het woord ‘man’. De musical zelf werd maar vrij kort gespeeld, maar het gaf White de gelegenheid andere mensen te leren kennen, zoals Lead Belly, Woody Guthrie en Alan Lomax.

In 1940 nam hij “Chain Gang Songs” op met zijn band John White and the Carolinians. De tekst van de nummers was zo controversieel dat producent John Hammond zijn uiterste best moest doen om het door Columbia uitgebracht te krijgen. Gesteund door Hammond organiseerde White een reeks optredens in Café Society, een nachtclub in New York die geïntegreerde acts mogelijk maakte. Hier zong White liedjes over raciale gelijkheid voor een wit publiek; een voor die tijd gevaarlijke actie.


Alan Lomax, de bekende folklorist die zgn. field recordings maakte van o.m. Lead Belly, Son House en een nog onbekende Muddy Waters, haalde White naar een evenement, dat werd gesponsord door de toenmalige First Lady Eleanor Roosevelt. Samen met o.m. the Golden Gate Quartet trad hij op ter gelegenheid van de viering van de 75e verjaardag van de “13th Amendment to the Constitution of the United States, nl. de afschaffing van de slavernij. Dit optreden beviel het echtpaar Roosevelt zo goed, dat hij diverse keren werd teruggevraagd, waaronder bij Roosevelts beëdiging als president. De vriendschap met de Roosevelts was zodanig hecht, dat Franklin en Eleanor de peetouders werden van White’s zoon Josh White Jr.

Toen in 1941 zijn protestalbum “Southern Exposure: An Album of Jim Crow Blues” verscheen kreeg hij van de president de uitnodiging om een privéoptreden te komen doen. De vriendschap tussen White en Eleanor Roosevelt bleef ook bestaan na het overlijden van haar man. Op diverse reizen door Amerika en Europa begeleidde White haar. Ook Nederland werd diverse keren bezocht. In 1950 Het Nederlandstalig tijdschrift Philharmonic maakte melding “dat de bekende vertolker van Negro Spirituals Josh White, die zichzelf op guitar begeleidt, tezamen met Mevrouw Eleanor Roosevelt in Juni naar Europa is gekomen.” en het Vrije Volk meldt van een optreden in het Amstelhotel “Zij (mevr Roosevelt) wil graag om vijf uur met de pers spreken. Tot vijf uur zal Josh White, de bekende negerzanger die in haar gezelschap is, voor de aanwezigen zingen.” (bron: Wim Verbei – Blues Op Bezoek). Ook in 1951 was White in Nederland te zien en te horen toen hij deel uitmaakte van Eleanore Roosevelts gezelschap.

Dit alles resulteerde in het feit dat White een nationale en internationale bekendheid werd. In de 40er jaren bracht hij met regelmaat platen uit, waarvan vele behoorlijke hits werden, zoals “Jelly Jelly”, "The House I Live In (What Is America to Me)", “One Meat Ball”, “Evil Hearted Man” en “The House Of The Rising Sun”.

 

Tussen 1939 en 1950 was hij diverse keren te horen in hoorspelen op de radio, trad hij op in toneelstukken en musicals en was hij te zien in diverse films. In “Adventures Of A Ballad Hunter” met Bing Crosby in de hoofdrol speelde hij de rol van Lead Belly. Als zichzwelf was hij te zien in “The Crimson Canary” (1945), “The Walking Hills” (1949) en “Dreams That Money Can Buy” (1947). Het nummer “The Girl With The Pre-fabricated Heart”, dat hij samen met Libby Holman zong in laatstgenoemde film, won een prijs op het Venice Film Festival.

Al in 1933 was White begonnen met het schrijven van protestliederen, waarin hij op kwam voor de zwakkeren in de samenleving en zich uitsprak tegen racisme en discriminatie. Hij werd regelmatig in verband gebracht met de burgerrechtenbeweging van de jaren veertig. Hij stak zijn mening niet onder stoelen of banken en dit activisme zorgde dat hij doelwit werd van de beruchte Blacklist uit het McCarthy-tijdperk en moest hij getuigen voor het House Committee on Unamerican Activity. Hier bevestigde hij zowel zijn patriottisme als het communisme, en keurde hij het racisme van de Jim Crow-wetten af en het bevestigde hij zijn toewijding aan de principes van de democratie. Democratie, zo zei hij, staat voor het welzijn van alle mensen, ongeacht ras, huidskleur of geloof. De pers zag echter een groot deel van dit deel van zijn getuigenis over het hoofd en benadrukte in plaats daarvan een opmerking die hij over Paul Robeson maakte. Krantenkoppen als ‘Zanger wijst Robeson af’ en ‘Josh White treft Robeson voor het helpen van vijanden van de VS’. zette de linkse fans van White tegen hem op.

Ondanks zijn getuigenis werd hij niet van de zwarte lijst gehaald en verloor hij zijn contracten, radioshows en filmaanbiedingen. Hij en zijn vrouw verhuisden een tijdje naar Londen, waar hij tussen de tournees door een radioshow had. Ze keerden in 1954 terug naar de Verenigde Staten. Bij zijn thuiskomst werd hij begroet door FBI-agenten en ondervraagd. Het zou nog tien jaar duren voordat hij van de zwarte lijst werd gehaald.


White's carrière in de Verenigde Staten is nooit volledig hersteld van deze gebeurtenissen. Een en ander verbeterde tijdelijk toen president John F. Kennedy, die een grote fan was van volksmuziek, White uitnodigde om op een CBS-TV-special te verschijnen. Later dat jaar trad White ook op tijdens de beroemde March on Washington, georganiseerd door Martin Luther King Jr. Hij bereikte hierdoor een nieuw, jong en voornamelijk wit publiek. Hetzelfde publiek dat in de jaren zestig de Blues ontdekte en kansen bood aan artiesten als Son House, Mississippi John Hurt, Bukka White en vele anderen. White trad onder meer op voor de minister-president van Canada, Lester Pearson, en bij de beëdiging van L.B. Johnson als president van de VS. Hij was regelmatig op tv te zien in de VS, Groot-Brittannië en Zweden.

De jaren begonnen echter hun tol te eisen. Chronische ondervoeding als kind, gecombineerd met zijn rookverslaving en de excessen van het leven onderweg, zorgden ervoor dat White aan diverse ziekten leed, waaronder zweren, psoriasis en emfyseem. Al in 1961 had hij een hartaanval gehad en hij zou er nog twee krijgen. Calciumgebrek zorgde ervoor dat de huid van zijn vingers losliet en zijn vingernagels na ieder optreden braken en bloedden. De laatste twee jaar van zijn leven ging zijn gezondheid zienderogen achteruit. Hij werd in 1969 opgenomen in het ziekenhuis, waar de artsen besloten zijn hartkleppen te vervangen. De operatie mislukte helaas en op 5 september van dat jaar overleed hij tijdens de operatie. Hij was nog maar 55 jaar oud.


Op diverse gebieden was Josh White een baanbreker. Eerst als countryblueszanger was hij de eerste zwarte zanger/gitarist, die op Broadway en in Hollywoodfilm optrad. Hij was de eerste zwarte zanger, die voor een president optrad, die internationaal toerde en hij was bekend voor nummers, waarmee hij een lans brak voor burgerrechten. Ook was hij de eerste die een duo vormde met een witte vrouw, Libby Holman. Bovendien is zijn invloed op generaties van artiesten van Pete Seeger, Lonnie Donegan, Elvis Presley tot John Fogerty, Ry Cooder en Don McLean niet te ontkennen.


De zoon van White. Josh Jr., speelde in 1983 de rol van zijn vader in de langlopende musical “Josh: The Man & His Music”. In 1987 bracht Jr zijn eerste eerbetoon aan zijn vader uit, getiteld “Jazz, Ballads & Blues”, waarmee hij werd genomineerd voor een Grammy Award. In 1996 zijn tweede eerbetoon, “House Of The Rising Son”. In 1998 bracht de US Postal Service een postzegel uit met de afbeelding van Josh White.

In 2021 werd White voor altijd herdacht in Greenville met een sculptuur ter ere van zijn leven en werk. Het vrijstaande reliëfsculptuur, dat zich op de hoek van Hammond Street en Falls Park Way bevindt, bevat fragmenten uit White’s getuigenis uit de hoorzitting van de House Committee on Un-American Activiteiten, die getuigen van White’s hart en toewijding. “As long as my voice and spirit hold out, I shall keep on singing of the hope, joys and grievances of ordinary folk. I shall stand shoulder to shoulder with those who are pushed around and humiliated and discriminated against no matter what their race or creed may be.”


27.12.2025