Peetie Wheatstraw (1902 - 1941)

In vele tradities zijn kruispunten plekken waar duivels en valse goden rondhangen. Dit zien we terug in West-Europa (Faust), Scandinavië (plaatsen waar Odin verschijnt) en Engeland (De Falsis Deis). Ook in de Afrikaanse traditie komen deze tradities veelvuldig door. En met de slavenhandel vanaf de zestiende eeuw kwamen deze verhalen ook mee naar de Amerika’s. Bekende voorbeelden hiervan zijn de blueszangers Robert Johnson en Tommy Johnson, die beweerden gitaar te hebben leren spelen door iemand die zij op een kruispunt, de Crossroads, hebben ontmoet. Ook Peetie Wheatstraw koketteerde met deze traditie en noemde zich ‘the Devil's Son-In-Law’ of ‘the High Sheriff of Hell’.
Op 21 december 1902 werd hij als William Bunch geboren als zoon van James en Mary Bunch. Er wordt wel beweerd dat hij geboren is in Ripley, Tennessee, maar over het algemeen wordt aangenomen dat zijn geboorteplaats in Arkansas zou liggen. Volgens blueszangeres Big Joe Williams, een van zijn vrienden, zou Cotton Plant, Arkansas zijn woonplaats zijn. Van zijn jonge jaren is weinig bekend, behalve dat hij waarschijnlijk op een boerderij heeft gewerkt.
De eerste getuigenissen komen van de bluesgitaristen Henry Townsend en Teddy Darby, die zich herinnerden dat Peetie Wheatstraw, zoals hij zich toen noemde, ergens in de late twintiger jaren van de vorige eeuw in East St. Louis, Illinois verbleef. Hij was toen al een redelijk bekwaam gitarist. Zijn pianospel was destijds beperkt, maar dat timmerde hij snel bij, want enkele jaren later was hij in die omgeving een populaire artiest met een geheel eigen pianostijl. Zijn nieuwe naam zou hij hebben aangenomen na een bezoek aan de ‘crossroads’, waar hij zijn ziel zou hebben verkocht aan de duivel in ruil voor een succesvolle muzikale carrière.
Op het moment dat hij in East St. Louis opdook noemde hij zich niet meer William Bunch, maar was Peetie Wheatstraw geboren. Deze identiteit zou volgens sommige onderzoekers kunnen berusten op oude folkverhalen en –tradities. Anderen beweren dat hij de naam zelf verzonnen zou hebben en zichzelf expres een beetje kolderieke naam zou hebben gegeven. Het zou kunnen zijn dat de schrijver Ralph Ellison hem kende. In diens boeken The Invisible Man uit 1952 en het postuum verschenen Juneteenth uit 1999 kreeg de hoofdpersoon de naam Peetie Wheatstraw  en hij gaf hem dezelfde duivelse personages mee als de bluesman Wheatstraw zonder aanduiding van diens biografische gegevens.

Zijn eerste opnamen maakte Wheatstraw in 1930. Hij werd door collega-muzikant Charlie Jordan geïntroduceerd bij Vocalion Records en Decca Records. Hij bleek zo populair dat hij tijdens de grote depressie opnamen mocht blijven maken. Een bijzonderheid, omdat het uitbrengen van platen vanwege de economische recessie flink was afgenomen. Zijn eerste opname was een duet met iemand genaamd Neckbones. Hierna volgden binnen twee jaar nog 21 opnamen. Tussen maart 1932 en maart 1934 werden van hem geen nummers opgenomen, maar hierna pakte hij de draad weer op en werd hij een van de meest opgenomen vooroorlogse bluesartiesten. Het totaal kwam op 161 nummers. Alleen Tampa Red, Big Bill Broonzy, Lonnie Johnson en Bumble Bee Slim maakten nog meer opnamen.
Op de enig bestaande foto van hem poseert hij met een gitaar. Wat vreemd is, omdat hij meestal als pianist te horen is. Op enkele opnamen is hij weliswaar af en toe op gitaar te horen, maar meestal speelde hij piano en werd hij begeleid door een gitarist. Mensen met wie hij te horen was zijn o.a. de gitaristen Kokomo Arnold, Lonnie Johnson, Charley Jordan, Papa Charlie McCoy en Teddy Bunn en pianist Champion Jack Dupree. Op enkele van zijn latere opnamen maakt hij een uitstapje richting jazz met samenwerking van jazzpianiste Lil Hardin Armstrong en trompettist Jonah Jones.

Wheatstraw was erg populair in de clubs van St. Louis en East St. Louis en helemaal tot in Chicago was zijn naam bekend. In tegenstelling tot andere bluesartiesten was hij vrij honkvast. Er zijn weinig tot geen aanwijzingen dat hij veel buiten deze steden kwam, behalve dan om opnamen te maken. Muzikaal gezien was hij geen uitzonderlijk talent, maar wat hem onderscheidde van de rest waren vooral zijn teksten. Net als veel van zijn collega’s zong Wheatstraw over de problemen en zorgen van de zwarte Amerikanen. Het ging uiteraard vaak over persoonlijke problemen, maar wat Wheatstraw bijzonder maakte was dat hij ook onderwerpen als zelfmoord, de Grote Depressie, de New Deal, het einde van de drooglegging (Prohibition) en de problemen in de getto’s wist aan te snijden.

Op de toppen van zijn populariteit sloeg het noodlot toe. Op 21 december 1941 wilden Wheatstraw met een paar vrienden wat drank halen om zijn negenendertigste verjaardag te vieren. Ze probeerden hun vriend, blueszanger Blind Teddy Darby mee te krijgen, maar diens vrouw liet hem niet gaan. Hierop stapten Wheatstraw samen met blueszanger Big Joe Williams en twee anderen in de auto. Een van laatstgenoemden reed. Williams stapte onderweg uit om de tram te nemen naar zijn huis in St. Louis. De andere drie vervolgden hun reis en op hoge snelheid botste de Buick, waar zij in zaten, op een stilstaande trein. Hierdoor werden de drie mannen uit de auto geslingerd. Wheatstraws beide vrienden overleden ter plaatse, terwijl hij zelf vijf uur later in het ziekenhuis stierf aan de verwondingen aan zijn hoofd.
Het verslag van het ongeluk verscheen uitgebreid in de lokale kranten van East St. Louis en St. Louis en overlijdensberichten werden gepubliceerd. Op 15 januari 1942 schonk ook het muziektijdschrift Down Beat naar aanleiding van het ongeluk uitgebreid aandacht aan Peetie Wheatstraw.
Wheatstraw werd begraven in zijn geboorteplaats  Cotton Plant, Arkansas op Growders Cemetery.
De invloed van Wheatstraw op andere artiesten is behoorlijk groot. Het grootste voorbeeld hiervan is te horen in de muziek en teksten van Robert Johnson. Deze bewerkte toch al veel nummers van anderen en hij putte vooral uit het werk van Wheatstraw. Van een nummer als “Police Station Blues” maakte hij bijvoorbeeld “Terraplane Blues”. Ook Wheatstraws alter-ego was een inspiratie voor het image dat Johnson zichzelf had aangemeten.

20-07-2020
Share by: