De eerste zwarten arriveerden in Amerika in 1619 in Jamestown, Virginia als bedienden, die hiervoor een contract hadden gekregen. Rond die tijd waren er in Amerika ook veel blanke bedienden, vaak ex-gevangenen en tot slaaf gemaakte indianen. De blanken bewerkten tot dan toe meestal  het land om er tabak, rijst en andere gewassen te verbouwen, maar vanaf 1660 waren het voornamelijk de zwarte slaven die dit zware werk deden. Nadat de British Navigation Acts van 1660 de prijzen van tabak in Virginia en Maryland opstuwden konden de eigenaren van de plantages zich de dure blanke werkkrachten niet meer veroorloven en gingen zij over op het te werk stellen van zwarte slaven. Hierdoor werd de vraag naar slaven uit West-Afrika steeds groter. 

De stammen die zich traditioneel met landbouw en veeteelt bezighielden, zoals de Arada, Dahomey en Fulani, uit het huidige Benin, hadden hierbij de voorkeur boven die voornamelijk jaagden of regelmatig oorlog voerden.


De slavenhandelaren, voornamelijk Nederlanders en Engelsen, werkten in een zogenaamde triangel. Zij voeren van Europa met goederen naar West-Afrika, ruilde die goederen voor slaven. Deze brachten zij naar West-Indië en Amerika om daar hen te verkopen of te ruilen en met nieuwe goederen, zoals bv. tabak, voeren zij weer terug naar Europa. De situatie aan boord van de schepen was verschrikkelijk en velen overleefden de reis niet. Bij aankomst in Virginia werden de familie uit elkaar gehaald en werden zij verkocht. 

Toen men merkte dat de slaven met elkaar door middel van drums en horens konden communiceren werden deze verboden. Desondanks gingen de oude tradities en gewoonten, kleding, taal en muziek niet verloren. Liederen werden tijdens het werk gezongen om de dag sneller voorbij te laten gaan. Al vrij snel werden de slaven verspreid over een groter gebied en kwamen zij terecht in North- en South-Carolina (toen nog Carolina), Georgia, Mississippi, Alabama en Louisiana.

Plantageslaven werden onderverdeeld in twee categorieën: huis- en veldslaven. Van de laatste categorie is de blues afkomstig. De slaven maakten muziek van en over hun eigen omgeving. Zij hadden de Afrikaanse versie van de banjo meegebracht en ook bespeelden zij de uit Europa afkomstige viool. De slavenliederen werden in de loop van de jaren beïnvloed door het verspreiden van het christendom in 1750. De eerste zwarte kerken werden in het begin van de negentiende eeuw gesticht.


De uitvinding van Eli Whitney in 1793 van een machine die de vezels van de pit van de katoenplant kon scheiden zorgden er enkele jaren voor, dat katoen in de Mississippi Delta, Alabama en Georgia op grote getale verbouwd ging worden. En de zwarte slaven werden aan het werk gezet om de katoen van het land te halen.

Vanaf 1830 werden de spoorlijnen aangelegd in het zuiden van de VS. Ook bij deze zware arbeid werden zwarte slaven te werk gesteld.

Katoen plukken en het werk aan de spoorweg werden de twee meest bezongen thema's in de blues. De slavenliederen toonden voornamelijk de pijn en het harde leven van de slavernij.


Halverwege  de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) werd de “Emancipation Proclamation” door Abraham Lincoln uitgevaardigd. Het zuiden had nog steeds de goedkope zwarte arbeidskrachten nodig om het harde en saaie werk te doen dat de blanken niet wilden doen. In de daaropvolgende Reconstruction Era gingen de blanken toch anders aankijken tegen de onderdrukking van de zwarten. Er kwamen hervormingen op politiek en sociaal gebied en zwarten kregen zelfs stemrecht. In het zuiden werden deze hervorming bewaakt door er federale troepen heen te zetten.

Als antwoord hierop kwam het zuiden met het zgn. 'crop-lien'-systeem en 'convict leasing' in een poging de zwarten onder de duim te houden.

'Crop Lien' wil zeggen dat de zwarten aan het begin van het seizoen geld konden lenen bij de eigenaars van de plantage, waar ze een stukje land hadden gehuurd. Dit geld werd gebruikt om de huur te betalen en zaaigoed e.d. te kopen. Aan het eind van het seizoen zou deze lening met de opbrengst van de oogst verrekend worden. Omdat de eigenaren de prijs van de oogst en de rente van het krediet zelf bepaalden was de opbrengst meestal niet genoeg om uit de schulden te komen. En die schuld werd weer doorgeschoven naar het volgende seizoen, enz enz. En bij 'convict leasing' werden gevangenen op de plantages te werk gesteld.


Van 1977 tot ca. 1900 was de zgn. Post Reconstruction periode, waarin segregatie door de 'Jim Crow'-wetten werden geïntroduceerd op basis van “apart maar gelijkwaardig”. Deze wetten, die tot 1965 van kracht bleven, gaven de blanken mogelijkheden om zwarten te weren en onder de duim te houden. Denk bv. maar aan de aparte toiletten, zitplaatsen in de bus, restaurants, maar ook op het gebied van studie, werk en politiek. Er werden allerlei onzinnige tests bedacht, zoals een leestest, terwijl 97% van de zwarten analfabeet was, of de grootvadertest, waarbij een zwarte zijn gelijkwaardigheid kon bewijzen als zijn grootvader een vrij man was. En dit terwijl de slavernij net was afgeschaft.

Sterke 'blanke' vakbonden hielden zwarten weg van het uitoefenen van een vak en dan was er ook nog wederopstanding van de Ku Klux Klan en toenemende lynchpartijen. En het eerdergenoemde 'crop lien'-systeem hield de zwarte bevolking ook in feite in slavernij.


Vanaf 1880 breidden de hout- en terpentine-industrie sterk uit in staten als Mississippi, Georgia, North-Carolina en het noordelijk deel van Florida. In Alabama werd kool, ijzer en staal gewonnen en geproduceerd. De arbeiders in deze industrieën waren over het algemeen zwart. En dat geldt ook voor arbeiders aan de spoorwegen, de kruiers en de dijkenbouwers aan de Mississippi en in de mijnen van Kentucky en Pennsylvania. Deze banen waren vaak gevaarlijk en ongezond en de meeste blanken weigerden om dit voor langere tijd te doen.


Vanaf 1890 bestonden de meeste, populaire kerken al in het zuiden; de eerste was de Church Of God In Christ in Mississippi. Veel latere gospelzangers, die ook door de blues waren beïnvloed, waren lid van deze kerk. Bessie Smith is hier één van de belangrijkste voorbeelden van. 

Rond die tijd waren medicineshows, circussen en tentshows over het hele zuiden te vinden. Deze rondreizende shows, waar altijd muzikanten meereisden, waren belangrijk voor de 'minstrel tradition'. Deze uit West-Afrika afkomstige traditie van verhalenvertellers en zangers, die in Amerika al tussen 1820 en 1860 was ontstaan, vormde de basis van het aan het eind van de negentiende eeuw ontstane muziekgenre, dat wij de blues noemen.

Share by: