Met een achtergrond in de gospel, de durf om heen en weer te schakelen van en naar de seculiere muziek en een speelstijl dat een flinke zet heeft gegeven aan de vroege rock ’n roll heeft Sister Rosetta Tharpe een behoorlijk stempel achtergelaten op generaties muzikanten. Zij behaalde haar grootste populariteit in de dertiger en veertiger jaren met gospelopnamen, die zij op een vroege rock ’n rollachtige manier begeleidde. Op haar manier was ze een pionier op dit gebied en latere iconen als Elvis Presley, Jerry Lee Lewis, Little Richard en Johnny Cash staan bij haar in het krijt.


Rosetta wordt op 20 maart 1915 geboren als Rosetta Nubin in Cotton Plant, Arkansas als dochter van katoenplukkers Willis Atkins en Katie Bell Nubin. Van haar vader is weinig bekend, behalve dat hij ook zanger was. Hij vertrekt in 1921 om rondreizend evangelist te worden bij de Church of God in Christ (COGIC).

Als vierjarige treedt de kleine Rosetta al op als "Little Rosetta Nubin, the singing and guitar playing miracle", terwijl ze haar moeder, bekend als ‘Mother Bell’, begeleidt, die mandoline speelt en preekt tijdens religieuze bijeenkomsten in tenten in het hele zuiden van de VS. De COGIC is in 1894 opgericht door Charles Mason en deze kerk stimuleert het gebruik van muziek tijdens haar diensten en staat ook vrouwen toe als predikant. Hier komt Rosetta in aanraking met zowel blues als jazz. En nadat zij aan het eind van de twintiger jaren met haar familie naar Chicago is verhuisd speelt zij deze muziek privé, terwijl ze in de openbaarheid gospel laat horen. Optreden doet ze in de kerk aan 40th Street en in tenten tijdens gebedsbijeenkomsten door het land. De invloed van blues is ook tijdens deze optredens duidelijk hoorbaar: blue notes, snaarbuigingen en haar gitaarspel is te vergelijken met dat van Memphis Minnie.

In 1934 trouwt zij met Thomas Thorpe, een predikant voor de COGIC. Tharpe is overigens een verkeerde spelling, een naam waarmee zij uiteindelijk bekend zal gaan worden. Het is geen gelukkig huwelijk. Thorpe wordt beschreven als tiran en in 1938 verlaat Rosetta haar man en verhuist zij naar haar moeder, die dan in New York woont.


Op 31 oktober 1938 maakt Tharpe haar eerste opnamen voor Decca Records: "Rock Me", "That's All", "The Man and I" en "The Lonesome Road". Het zijn de eerste gospelplaten die door Decca worden opgenomen. Hier wordt ze begeleid door het jazzorkest van Lucky Millinder, waarmee ze een contract van zeven jaar heeft getekend. Haar platen zorgen meteen voor onrust. Veel kerkgangers zijn geschokt door de combinatie van christelijke teksten en jazz- en bluesmuziek, terwijl het profane publiek het prachtig vindt. Optredens tijdens John Hammonds ‘Spirituals To Swing”-concert van 23 december 1938 en in de Cotton Club en Café Society met Cab Calloway en Benny Goodman maken haar nog populairder. Met hits als “This Train” en “Rock Me” beide geschreven door Thomas A. Dorsey, die een gospeltekst en een rockende melodie hebben, weet ze mensen te bereiken die zich nooit eerder voor gospel hebben geïnteresseerd. Er wordt gezegd dat zij weinig invloed heeft gehad op het materiaal dat zij zingt. Haar optredens in nachtclubs zorgen ervoor dat zij door een aantal mensen wordt verstoten, vooral omdat zij haar nummers brengt te midden van schaars geklede danseressen. Ook treedt zij af en toe op met de blanke zanggroep The Jordanaires.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft Tharpe doorgaan met het maken van opnamen. Samen met het Golden Gate Quartet is zij de enige zwarte artiest die opnamen mag blijven maken. Deze verschijnen op de zogenaamde ‘V-discs’, waarbij ‘V’ staat voor Victory. De platen zijn bedoeld voor de troepen overzees. In 1944 neemt zij met Sammy Price, de huispianist van Decca, de songs “Strange Things Happening Every Day” en "Two Little Fishes and Five Loaves of Bread" op, waarop haar virtuositeit als gitarist duidelijk naar voren komt. Het is het eerst gospelnummer dat in de top 10 van de Billboard Harlem Hit Parade (later Billboard R&B genoemd) komt. Het is een van de nummers, dat wordt gezien als de eerste rock ’n roll-song, voor zover dat te bepalen is natuurlijk. In de veertiger jaren toert zij door de VS, vaak begeleid door zanggroepen, waaronder de Dixie Hummingbirds.


Na de oorlog, in 1946, wordt Rosetta gekoppeld aan Madame Marie Knight, die een meer ingetogen stijl heeft. Dat is vooral te horen op hun hit “Up Above My Head”, waarbij zij beiden goed tot hun recht komen. De dames werken enkele jaren zeer nauw samen en er gaat in showbusinesskringen het gerucht dat zij elkaars beminden zijn. 

In maart 1950 tekent zij opnieuw een contract bij Decca, deze keer voor een periode van vier jaar. Twee maanden later gaat zij met haar moeder op tournee en doet 97 steden in 18 staten aan in een periode van 115 dagen. Zij worden tijdens deze tournee vergezeld door The Rosettes, James Root Jr. en the South Wind Jubilee Singers. Tharpe is in die jaren zo populair dat zij in 1951 zelfs 25.000 betalende bezoekers trekt naar haar (derde) huwelijksvoltrekking met Russell Morrison, de manager van de Savoy Ballroom uit New York, dat wordt gehouden in het Griffith Stadium in Washington DC. Niet alleen betaalden de toeschouwers om getuige te zijn van de ceremonie, ook namen zij cadeaus mee. Rosetta speelt elektrische gitaar op het center field, in haar trouwjurk.

Hun populariteit daalt plotseling als zij in het begin van de vijftiger jaren een aantal bluesnummers opnemen. Knight probeert later met weinig succes de overstap naar de populaire muziek te maken, terwijl Tharpe terugkeert naar de gospel. Maar veel van haar oude fans laten haar vallen. 


In 1957 wordt zij uitgenodigd door de Britse trombonist Chris Barber voor een tournee door Groot-Brittannië. In de jaren erna concentreert zij zich meer op de gospel en treedt weer vaak op met Marie Knight. Het heeft lang geduurd, maar rond 1960 heeft zij stapje voor stapje haar oude populariteit weer teruggewonnen. Inmiddels is zij verhuisd naar Philadelphia. 

Op het hoogtepunt van de interesse in blues maakt Rosetta deel uit van een rondreizende bluescaravan, het American Folk Blues Festival. Zij toert in april en mei 1964 samen met Muddy Waters, Otis Spann, Ransom Knowling, Little Willie Smith, Reverend Gary Davis, Cousin Joe, Sonny Terry en Brownie McGhee door Europa. In de tweede helft van de zestiger jaren toert zij regelmatig rond met gospelartiesten als The Caravans, James Cleveland en Prof. Alex. Bradford. Ee van de hoogtepunten voor haar in die tijd is het optreden tijdens het Newport Jazz Festival van 1967.


Tijdens een tournee door Europa met Muddy Waters in 1970 wordt Tharpe plotseling ziek en keert zij terug naar de VS. Kort na haar aankomst daar krijgt zij een beroerte en kan zij niet meer spreken. Vreemd genoeg gaat zingen nog wel. Als gevolg hiervan treedt zij minder op. Kort daarop moet een been worden geamputeerd als gevolg van complicaties bij diabetes. Aan de vooravond van een geplande opname krijgt ze nog een beroerte waaraan zij op 9 oktober 1973 komt te overlijden.

Rosetta Tharpe wordt begraven op het Northwood Cemetery in Philadelphia in een ongemarkeerd graf.


Een onverdiend loon voor iemand die zo’n invloed heeft gehad op generaties artiesten. Artiesten, variërend van Elvis Presley en Jerry Lee Lewis tot Johnny Cash, Isaac Hayes en Aretha Franklin noemen haar muzikale en vocale stijl van grote invloed op die van hun.

In 2004 wordt haar hit “Down By The Riverside” uit 1944 voor de Amerikaanse Library of Congress Recording Registry gekozen vanwege het levendige gitaarspel en de unieke zangstijl die een grote invloed hebben gehad op de vroege artiesten uit zowel de R&B en blues als gospel, jazz en rock. Sister Rosetta Tharpe wordt wel de ‘Godmother of Rock ’n Roll’ genoemd.


Share by: